Lassen, het proces van het verbinden van materialen door middel van hitte en/of druk, is een essentieel onderdeel van de moderne industrie. De eerste pogingen om metalen te verbinden dateren uit de oudheid, maar een belangrijke doorbraak vond plaats rond de eeuwwisseling van de 19e en 20e eeuw met de uitvinding van de eerste elektrische lasmachine. Deze uitvinding speelde een centrale rol in de vooruitgang van de lastechnologie.
Het prille begin van lassen
De eerste lasmethoden waren voornamelijk gebaseerd op smidstechnieken, waarbij metaal werd verbonden door verhitting en hameren. Tegen de 18e eeuw ontwikkelden zich technieken als hardsolderen en solderen met behulp van toortsen. De echte vooruitgang in het lassen kwam echter met de komst van elektriciteit.
Ontdekking van de vlamboog
In 1802 kwam er een doorbraak in het lassen toen de Russische wetenschapper Vasily Petrov het fenomeen van de vlamboog ontdekte. Een vlamboog is een heldere elektrische ontlading die optreedt tussen twee elektroden wanneer er stroom doorheen vloeit. Petrov toonde het potentieel aan van het gebruik van een vlamboog om metalen te smelten en legde daarmee de basis voor toekomstige lastechnologieën.
Geboorte van de eerste elektrische lasmachine
Het eerste elektrische lasapparaat werd in 1881 ontwikkeld door de Russische ingenieur Nikolaj Benardos. Benardos werkte in Parijs en ontdekte dat een elektrische boog kon worden gebruikt om metalen te verbinden. Hij creëerde een apparaat dat het "elektrogefest" werd genoemd, waarbij elektrische stroom werd gebruikt om een boog te genereren die het metaal deed smelten, waardoor het kon worden samengevoegd.
In 1885 patenteerde Benardos zijn technologie, die bekend werd als de koolstofbooglasmethode. Bij deze methode werd een koolstofelektrode gebruikt om een elektrische boog te produceren die het metaal op het laspunt deed smelten. Hoewel dit een baanbrekende technologie was, had het beperkingen zoals brosheid van de verbindingen en moeilijkheden bij het beheersen van het proces.
Verbeteringen en ontwikkeling
De volgende belangrijke vooruitgang in de lastechnologie kwam van verschillende uitvinders en ingenieurs die het oorspronkelijke ontwerp van Benardos probeerden te verbeteren. Een opmerkelijke figuur was de Zweedse uitvinder Oscar Kjellberg, die in 1907 de beklede of afgeschermde elektrode ontwikkelde. Deze innovatie hield in dat de elektrode werd bekleed met een materiaal dat de boog stabiliseerde en de las beschermde tegen verontreiniging. De uitvinding van Kjellberg leidde tot betrouwbaardere lasnaden van hogere kwaliteit en betekende een aanzienlijke vooruitgang op het gebied van lassen.
Een andere belangrijke ontwikkeling was de introductie van wisselstroom (AC) voor het lassen door de Amerikaanse uitvinder C.J. Holslag in 1919. AC lasmachines boden een betere controle en efficiëntie in vergelijking met gelijkstroommachines, waardoor de mogelijkheden en toepassingen van het lassen verder werden uitgebreid.
De nalatenschap van vroege lasmachines
De eerste innovaties op het gebied van lasmachines vormden de basis voor de moderne lasindustrie. De principes die werden ontdekt en de technologieën die werden ontwikkeld aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw zijn verfijnd en uitgebreid, wat heeft geleid tot de geavanceerde en zeer gespecialiseerde lasapparatuur die vandaag de dag wordt gebruikt. Van de bouw en de productie tot de lucht- en ruimtevaart en de auto-industrie, lasmachines spelen een cruciale rol bij het maken van sterke, duurzame verbindingen in een verscheidenheid aan materialen.
De reis van Petrov's ontdekking van de vlamboog tot de uitvinding van de eerste elektrische lasmachine door Benardos en de daaropvolgende verbeteringen door pioniers als Kjellberg en Holslag, benadrukt het belang van innovatie en samenwerking bij technologische vooruitgang. Deze vroege lasmachines brachten niet alleen een revolutie teweeg in het verbinden van metalen, maar effenden ook het pad voor toekomstige ontwikkelingen in de lastechnologie.